
Jurisprudentie
AX0339
Datum uitspraak2006-05-09
Datum gepubliceerd2006-05-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers02/800145-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-05-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers02/800145-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vrijspraak poging brandstichting wegens onvoldoende wettig bewijs, nu de leugenachtige verklaring van verdachte niet diende om de waarheid te bemantelen.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Parketnummer(s): 02/800145-06
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[naam verdachte]
geboren op [geboortedatum en plaats]
wonende te [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda,
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsvrouwe, mr. C.E.J.E. Kouijzer, advocate te Goes.
2 De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht, ter zake dat
hij op of omstreeks 25 januari 2006 te Geertruidenberg ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in/aan een woning/pand (Markt 43), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, met dat opzet de ruit van de toegangsdeur van die/dat woning/pand heeft vernield en/of een krant in brand heeft gestoken en/of die (brandende) krant (door die vernielde ruit) in de hal van dat pand heeft gegooid en/of laten vallen, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met die krant en/of de (vloer van de) hal van die/dat woning/pand, althans met (een) brandbare stof(fen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Hij kan dus in zijn vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 Vrijspraak en de gronden daarvoor.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De getuige Roovers heeft verklaard omtrent hetgeen hij die nacht heeft gezien en gehoord. Hij heeft verklaard dat hij door zijn vrouw wakker werd gemaakt die vertelde buiten gerinkel te hebben gehoord en iemand op de planken voor het café te hebben horen lopen. Hij heeft daarna zelf een klap gehoord en ook glasgerinkel. Daarna is hij uit bed gegaan en heeft vanuit de slaapkamer naar buiten op de Markt heeft gekeken. Omdat hij niets zag, is hij vervolgens naar beneden gegaan en heeft vanuit zijn woonkamer verder gekeken. Hij heeft toen een man voor zijn pand de Markt zien oversteken, welke man een witte tas in zijn hand had. Die persoon is het pand binnen gegaan waar verdachte woont. Omdat hij de man van achteren zag, heeft hij de man niet kunnen herkennen. Na een minuut kwam die persoon weer het pand uit, pakte de tas op die op de grond was gezet en stak weer de markt over naar zijn pand. Deze persoon liep vervolgens naar de entree van Fort Gertruides. Hij heeft de politie op deze persoon gewezen, die vervolgens achter die persoon zijn aangegaan.
Ofschoon de getuige de betreffende persoon niet heeft herkend als verdachte, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat deze persoon verdachte is geweest. Immers verdachte was blijkens zijn verklaring toen op de markt, had een tas bij zich en is naar de ingang van Fort Gertruides gelopen, alwaar hij onder een auto is gaan liggen. De agenten hebben ook een persoon die op de markt was de entree van Fort Gertruides zien binnen gaan en zijn er direct achteraan gegaan. Uitgesloten moet derhalve worden dat er kort voor verdachte nog een andere persoon daar naar binnen is gegaan.
Vorenstaande is echter onvoldoende om te bewijzen dat verdachte ook degene is geweest die heeft gepoogd brand te stichten. Op basis van de verklaring van Roovers kan niet uitgesloten worden dat een ander reeds de poging tot brandstichting had gepleegd toen verdachte voor het café aankwam. Dat verdachte zegt geen andere persoon gezien te hebben, is wellicht vreemd, maar niet kennelijk leugenachtig en kan derhalve niet tot bewijs dienen. Datzelfde geldt voor de verklaring van verdachte dat hij, terwijl hij zich buiten bevond, niets heeft gehoord, terwijl de getuigen Roovers en Bos in hun woning wel glasgerinkel hoorden. Evenmin kan tot bewijs dienen de verklaring van verdachte dat hij niet de markt is overgestoken. Weliswaar kan op grond van de verklaring van de Roovers worden gezegd dat dit deel van de verklaring van verdachte leugenachtig is, maar niet gesteld kan worden dat die verklaring is bedoeld om de waarheid te bemantelen. Dat zou slechts het geval zijn wanneer verdachte daarmee zou hebben willen bedekken dat hij in de buurt van het café was geweest, maar verdachte heeft aangegeven daar langs te zijn gekomen.
Op gronde van vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat geen wettig bewijs voorhanden is. Derhalve dient vrijspraak te volgen.
8 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij heft de voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Breeman, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Pick, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier Mertens en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 mei 2006(bij vervroeging), zijnde mrs. Breeman en Pick buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.